De dubbele seksmoraal: online ‘exposen’ van Marokkaans-Nederlandse vrouwen

Recent publiceerde NOS Mashup een aantal artikelen over het online ‘exposen’ van video’s, (naakt)foto’s en telefoonnummers van voornamelijk Marokkaans-Nederlandse en Turks-Nederlandse vrouwen. Het exposen, het meest bekend onder de term wraakporno, gebeurt voornamelijk door ex-partners met de intentie om de reputatie van vrouwen te schaden. Het vindt plaats in zogezegde ‘expose-groepen’, zoals ‘187 exposed snitches’ of ‘hoofddoekjes18+’, onder andere op Telegram en Snapchat. Onder de vrouwelijke slachtoffers zouden zich ook minderjarigen bevinden, meldt de NOS. 

Door Sarah Achahbar en Ibrahim Alaoui Chrifi

Hoewel zowel de Marokkaans-Nederlandse en Turks-Nederlandse vrouwen de dubbele seksmoraal delen, horen deze gemeenschappen niet in één adem genoemd te worden, omdat ze verschillen in cultuur en reacties op het exposen van vrouwen. In de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap staat eerherstel namelijk voorop en is het concept ‘eerwraak’, in tegenstelling tot de Turks-Nederlandse gemeenschap, een minder bekend fenomeen. Daarom richt dit stuk zich specifiek op Marokkaans-Nederlandse vrouwen.  

‘Exposing’ en patriarchale cultuur

Het dominante gedachtengoed binnen de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap is dat een man in tegenstelling tot de vrouw volledige autonomie heeft over zijn seksuele gedragingen (uiteraard mits hij heteroseksueel is) en zich geen zorgen hoeft te maken over reputatieschade voor zijn familie en omgeving. Deze dubbele seksmoraal valt toe te schrijven aan een ingebedde essentialistische visie op vrouwen: de ‘good girl’ versus de ‘bad girl’. 

Volgens verschillende monotheïstische religies, dus ook in de islam, is de goede vrouw niet seksueel actief voor het huwelijk. Dit is an sich geen probleem aangezien iedereen vrij is in het aanhangen van zijn of haar religie. Maar monotheïstische religies worden geïnterpreteerd en cultureel gevormd binnen de context van het patriarchaat en daarbijbehorende seksisme. Het wordt dusdanig problematisch wanneer er een dubbele standaard gehanteerd wordt voor mannen en vrouwen die dezelfde religie aanhangen. Mannen zijn namelijk vrijgesteld van de good girl/bad girl tweedeling en vrij in hun seksuele- en relatiekeuzes. Er wordt van mannen zo een paternalistische houding tegenover vrouwelijke familieleden verwacht: de rol van een ‘waakhond’. 

Hier komt de paradox van de bad girl om de hoek kijken. Er is vrij spel voor mannen binnen de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap om vrouwen te seksualiseren. Dit schaadt vrouwen, aangezien de familie de verantwoordelijkheid voor een goede reputatie bij vrouwen legt. Het past in een groter plaatje van social pressure om verantwoordelijk te zijn voor seksualiteit, het moederschap, en zelfs het uiterlijk. Mannen genieten derhalve een machtige, patriarchale positie binnen een gemeenschap die ingericht is in hun voordeel. Het hypocriete van de dubbele seksmoraal is dat de vrouw met wie de man zijn seksualiteit onderzoekt - van onschuldig zoenen tot aan seks - vervolgens gestigmatiseerd wordt voor dezelfde gedragingen. 

Mannen genieten derhalve een machtige, patriarchale positie binnen een gemeenschap die ingericht is in hun voordeel.

De positie die de man binnen de patriarchale gemeenschap toebedeeld krijgt, stelt hem in staat om een vrouw te maken of te breken, en de macht die daarbij komt kijken kan leiden tot uitbuiting. Het is dan ook geen verrassing dat er vanuit een gekrenkt ego en een aangetaste masculiniteit een negatief beeld wordt gefabriceerd, in onder andere “expose-groepen", van vrouwen die mannen afwijzen of met wie de relatie slecht is geëindigd. Deze online groepen worden door mannen aangegrepen om hun macht over deze vrouwen uit te oefenen. De daders kunnen zich eenvoudig verschuilen achter de positie die de patriarchale gemeenschap ze heeft toebedeeld. De meisjes die hier slachtoffer van worden, hebben vervolgens geen tijd en ruimte voor hun persoonlijke leed, want het leed (of eer) van de familie krijgt prioriteit. 

Het gebruik van social media heeft de positie van de vrouw kwetsbaarder gemaakt en de identiteit van een ‘good girl’ een nieuwe betekenis gegeven. Waar het voorheen offline plaatsvond door bijvoorbeeld roddelen, en daardoor nog in twijfel getrokken kon worden, is het nu mogelijk beelden te publiceren. Dit versterkt en vervormt de dubbele seksmoraal en definieert de ‘good girl’ identiteit opnieuw in de culturele context. De ‘good girl’ identiteit werd namelijk vooraf aan de opkomst van social media gedefinieerd aan de hand van het gedrag en kledingkeuze van een vrouw. Met de opkomst van social media wordt deze identiteit ook gedefinieerd aan de hand van hoe een vrouw zich online profileert en geprofileerd wordt door mannen.

Een ‘good girl’ profileert zichzelf niet op social media. Dit heeft als gevolg dat veel vrouwen die toch willen deelnemen aan de online-wereld hun identiteit verhullen. Veel vrouwen gebruiken bijvoorbeeld niet hun echte naam op Facebook en plaatsen geen foto’s, omdat ze beseffen dat er een risico bestaat dat het in verkeerde handen terecht kan komen. De aantasting van de reputatie van de familie kan tegenwoordig illustratief bevestigd worden en de beelden kunnen oneindig circuleren, waarmee de reputatie van zowel het meisje als de familie onmogelijk kan herstellen in de ogen van de gemeenschap. Dit is dus niet alleen schadelijk in privé-sferen maar ook in de professionele sfeer: collega’s, werk, studie, sollicitaties, en toekomstplannen kunnen allen beïnvloedt worden.

‘Victim blaming’ 

Hoewel het publiceren van seksueel getint beeldmateriaal vrouwen vanuit verschillende gemeenschappen treft, zijn de gevolgen voor Marokkaans-Nederlandse slachtoffers en omgeving omvangrijk en langdurig vanwege de dubbele seksmoraal in combinatie met de reikwijdte en langdurigheid van social media. Ouahiba Haddouch illustreert dit in haar vlog van 17 november op haar YouTube-kanaal, waarin ze haar verhaal doet over haar slachtofferschap van wraakporno en de gevolgen voor haarzelf en haar naaste omgeving. 

De reactie van Younes Ouaali van Sensatie Tube is tekenend voor de dubbele seksmoraal. Hij geeft aan dat hij wraakporno een ernstige zaak vindt, maar erger vindt hij de manier waarop zij dit naar buiten brengt. Hij is van mening dat zij zich hoort te schamen en haar zondes niet moet delen met de wereld. Ouahiba gaf aan dat iedereen slachtoffer kan worden van wraakporno, maar volgens Younes is dit niet het geval, want ze kiest er zelf voor om die foto’s en filmpjes te delen. 

Iets waar Younes, en mensen die zich schuldig maken aan wraakporno, aan voorbij gaan is het feit dat vrouwen die slachtoffer worden van exposing alleen toestemming verlenen aan hun toenmalige partners en hun foto’s en filmpjes in vertrouwen delen. Ze geven geen toestemming voor het delen met anderen. Ouahiba vraagt zich af wanneer het ‘exposen’ stopt en Younes antwoordt: “wanneer je niet de publiciteit opzoekt.’’ Hoewel Younes misschien gelijk kan hebben dat het ‘exposen’ stopt wanneer ze haar verhaal niet meer online deelt, is dit niet vanzelfsprekend. Het impliceert ook dat ze het exposen moet accepteren in plaats van zich erover uitspreken. Vervolgens geeft hij aan dat er een gebrek aan waarschuwing is voor andere vrouwen vanuit Ouahiba’s kant om niet dezelfde ‘fouten’ te maken, maar zelf geeft Younes niets anders dan kritiek op het filmpje in plaats van mannen te waarschuwen om niet deel te nemen aan wraakporno. Wat ook opmerkelijk is dat Younes vrouwen wel adviseert om überhaupt geen relaties aan te gaan, omdat mannen inclusief hijzelf niet te vertrouwen zijn.

Hiermee wordt dat wangedrag van mannen goedgepraat onder het mom van ‘boys will be boys’, terwijl vrouwen verantwoordelijk gehouden worden voor het wangedrag van die mannen. De analyse van Younes laat ook zien dat er nog steeds sprake is van ‘victim-blaming’, in plaats van de daders, namelijk de verspreiders van wraakporno, worden de slachtoffers bekritiseerd. Hoewel vrouwen bewust mogen gemaakt worden van de gevaren van het delen van intiem beeldmateriaal uit zelfbehoud, in plaats van misplaatste moraal, moet de focus vooral liggen op het aanpakken, en nog liever het voorkomen, van wraakporno.

Het strafrechtelijke aspect en toekomstige regelgeving

Hoe zit het dan strafrechtelijk? Hetgeen wat in de expose-groepen plaatsvindt wordt gecategoriseerd onder cyberdelicten en vervolgd onder verschillende wetsbepalingen afhankelijk van ernst, mate van vrijwilligheid, motieven, aard van beeldmateriaal, wijze en mate van verspreiding en de relatie tussen de betrokken. De nieuwe leidraad ‘Pubers in Beeld’ helpt het OM/Politie per geval te onderzoeken of het om een strafbaar feit gaat en onder welke categorie(ën) de zaak het best vervolgd kan worden. Het Kabinet Rutte III heeft als doel gesteld om het publiceren van wraakporno strafbaar te maken in Nederland, omdat het delen van wraakporno diep ingrijpt in de persoonlijke sfeer (Het Rechtenstudentje, 19 oktober 2017).

Dat de huidige wet niet toegesneden is op digitale zedendelicten en de verschillende contexten waarin het plaatsvindt, maakt het creëren van een allesomvattende definitie lastig. Allereerst kan het vallen onder kinderpornografie (art. 240b Sr) indien een minderjarige het slachtoffer is. Als de dader ook een minderjarige is, valt het onder sexting of wraakporno en kan hij vervolgd worden onder schennis van eerbaarheid, smaad of laster, dwang, bedreiging, of schending van portretrecht. Vervolgens kan het ook vallen onder ‘sextortion’ en kan men worden vervolgd onder afpersing. Dit zorgt er helaas ook voor dat er zaken zijn die tussen wal en schip vallen, nog bovenop de fysieke en psychologische gevolgen voor het slachtoffer en naasten. 

Niet iedereen die ‘exposed’ is, is slachtoffer van wraak door een ex-geliefde. Er zijn namelijk ook voorbeelden waarin een (profiel)foto van een onbekende van Facebook of Instagram wordt gepubliceerd met de intentie om diens reputatie te schaden. Of slachtoffers waarvan hun telefoon of computer gehackt is en beelden zijn gestolen. Zouden deze categorieën op de huidige manier vervolgd moeten worden, ondanks dat het wordt gepubliceerd in de expose-groepen en de gevolgen voor het slachtoffer vergelijkbaar danwel hetzelfde zijn met slachtoffers van wraakporno? Een inclusiever wetsvoorstel zou meer recht doen aan de slachtoffers en voorkomt uitsluiting van bepaalde slachtoffers.

Een inclusiever wetsvoorstel zou meer recht doen aan de slachtoffers en voorkomt uitsluiting.

Een andere cruciale kwestie betreft de stap vooraf aan de berechting, namelijk de opsporing. De opsporing van de daders loopt alles behalve soepel en mondt zelden uit in noch een zaak noch een berechting. Dit valt deels toe te schrijven aan het gebrek aan kennis omtrent het relatief recente fenomeen van online exposen. Het is dan ook noodzakelijk te evalueren hoe de capaciteiten van de politie (in het bijzonder de cybercrime afdeling) verbeterd kunnen worden om het afschrikkingseffect van de regelgeving te laten slagen.  

Oplossing

Moeten we het beestje bij de naam noemen en een zelfstandig delict ‘cyber (zeden)delicten’ toevoegen aan het Wetboek van Strafrecht? Naast dat er vraagtekens gezet kunnen worden achter de effectiviteit van afschrikking, bestaat er volgens Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) een gevaar dat er mogelijkerwijs een structureel daderschap van bepaalde groepen mannen ontstaat, bijvoorbeeld de Marokkaans-Nederlandse mannen (Telegraaf, 19 december 2017).  Ondanks dat er twijfels zijn over de effectiviteit van dit gewenste wetsvoorstel en marginalisatie voorkomen moet worden, is het noodzakelijk dit niet te laten verwateren en te onderzoeken waar en hoe regelgeving kan bijdragen. 'Exposen' is namelijk een globaal problematisch fenomeen en niet uitsluitend voor Marokkaans-Nederlandse mannen. De huidige regelgeving laat te wensen over en slachtoffers worden hier de dupe van, terwijl daders vrij spel hebben. Als regelgeving op zich laat wachten dan is het van belang dat datgene wat in online expose-groepen plaatsvindt op z’n minst een prioriteit wordt bij de politie. 

De beste manier om zowel de slachtoffers te beschermen als het 'exposen' aan te pakken is preventie. Gemeenschappen kunnen helpen door exposen intern te bespreken. Praat hierover met elkaar en help online exposen en ‘victim-blaming’ te voorkomen. Aansluitend daaraan zou educatie op middelbare scholen een essentiële rol kunnen spelen in de preventie van exposen, omdat zij jongeren bewust kunnen maken van de gevolgen voor slachtoffers. Idealiter zou er een verschuiving ontstaan van ‘victim-blaming’ naar een focus op het gedrag van de dader.  Regelgeving is cruciaal om daders af te schrikken, indien het aantoonbaar effect heeft, maar uiteindelijk ligt de oplossing bij de daders zelf.


Toelichting: Ibrahim heeft er bewust voor gekozen bij te dragen aan dit artikel, want hij ziet het als zijn verantwoordelijkheid om als Marokkaans-Nederlandse man andere mannen aan te spreken op de ‘kleedkamerpraat’, en te laten zien dat het tijd is om het discours om te gooien. Het doorbreken van deze dubbele moraal en het versterken van meer autonomie van de vrouw is een complex proces. Het begint met het bespreekbaar maken van taboes en kritisch te kijken naar deze dubbele standaarden. Het is dan ook belangrijk dat mensen binnen de eerder genoemde gemeenschappen zich uitspreken, en niet enkel buitenstaanders die niet over de mogelijkheid beschikken om dit probleem aan te pakken. Het is ook niet onze intentie als Marokkaans Nederlanders om het stigma van ‘de hulpeloze vrouw’ te versterken. Wij zijn ervan overtuigd dat vrouwen zelf agency zullen nemen en dit zien wij in onze omgeving ook steeds meer. We vinden het ook belangrijk om te benoemen dat ons opiniestuk geen pleidooi is voor het achterlaten van de islam. Het praktiseren van de religie en de bijbehorende regels is uiteraard een keuze die gezinnen en gemeenschappen zelf mogen maken, maar dan moeten ze dezelfde lijn voor zowel vrouwen als mannen trekken. 

Dit artikel is bewerkt op 24 december ter verduidelijking voor wie het pleidooi voor betere regelgeving bedoeld is.

Auteurs

Sarah Achahbar is een Marokkaans-Nederlandse criminoloog en filosoof. Momenteel is ze masterstudent ‘Global Criminology’ aan de Utrecht Universiteit. Haar interessegebieden zijn crimes of the powerful, green criminology, seksueel geweld, mensenrechten, feminisme en politiek. 

 Ibrahim Alaoui Chrifi heeft bestuurskunde gestudeerd in Rotterdam en werkt als ambtenaar voor onderwijsbeleid. Als cinefiel is hij in zijn vrije tijd veel bezig met film en heeft hij een filmclub opgericht om kunst en cultuur toegankelijker te maken voor verschillende sociale klassen, met name millenials van kleur. Onderwerpen die hem bezighouden zijn armoede, duurzaamheid, diaspora, racisme, gender, diversiteit en inclusie.