Wat is Zwarte liefde? Aan de hand van haar eigen jeugdige verliefdheid en popcultuur onderzoekt Sabrine Ingabire de betekenis en impact van Zwarte liefde in ons dagelijks bestaan. Sabrine is journalist en schrijver bij Uitgeverij Pluim/Dipsaus, en schrijft exclusief voor Dipsaus een tweewekelijkse column.
Door Sabrine Ingabire
De eerste persoon op wie ik ooit verliefd werd, was een jongetje uit de buurt waarin ik in Kigali opgroeide, die Hakim heette. Hakim en ik brachten veel tijd door in de tuin van mijn oma en bij zijn mama, die wellicht een naam had, maar in de buurt gekend was als ‘Mama Hakim’, zoals vaker gebeurt wanneer vrouwen kinderen krijgen. Ik herinner me niet meer hoe ze eruit zagen – want dat is wat tijd, afstand en oorlog nu eenmaal doen met je herinneringen – toch weet ik nog hoe vaak mijn oma me strafte omdat Hakim en ik stout waren. (Heel vaak. En het was vaak ook mijn schuld.) Ik was niet goed met autoriteit, toen al niet, maar ook: ik gedroeg me niet zoals een meisje zich ‘hoort’ te gedragen – toen al niet.
Maar als een onbekende persoon me zou vragen op wie ik voor het eerst verliefd werd, zou ik antwoorden dat het Nick was. Omdat ik ‘het leven voor de vlucht’ in een doosje verborgen houd, ergens dicht bij mijn hart, een doosje dat ik zo goed van anderen bescherm en afscherm dat ik soms vergeet dat het bestaat. Nick was mijn beste vriend op de lagere school in Brussel. Vier jaar lang – tot mijn verhuis naar Ninove – streden we om de beste punten. Ik won bijna altijd. Zijn ouders lieten het hem blijkbaar nooit vergeten. Ik voelde me schuldig, maar niet schuldig genoeg om slechtere punten te halen om hem blij te maken. Hij was wit, met lichtgekrulde zwart haar en bruine ogen. Nick en ik waren de enige twee kinderen uit onze klas met roots buiten Europa – zijn ouders waren afkomstig uit Iran.
Deze jongens zijn de twee mensen op wie ik verliefd werd, voordat alle standaarden over wie en wat aantrekkelijk was geheel gevormd werden door het Westen. Toen ik ouder werd, geobsedeerd werd door witte kunst, en grotendeels hierdoor dacht voor altijd alleen maar aangetrokken te zullen zijn door witte, Westerse, jongens, werd het plots zo belangrijk voor mij om mij terug te zien in die witte kunst. Ik herinner me hoe gezien ik me voelde, toen er een Zwart meisje was in One Tree Hill, met wie Lucas Scott (Chad Michael Murray) bevriend was voor de serie begon. Faith Banks heette ze, ze was er maar voor één aflevering in seizoen drie, en toch dacht ik: wow, ook ik besta in die wereld – en als ik besta in die wereld, dan bestaat de mogelijkheid dat ik met iemand als Lucas zou kunnen zijn. Er was niet eens iets romantisch tussen hen, maar die nabijheid van dat Zwart lichaam dat soort van op me leek, was genoeg om mijn dromen te voeden. Mijn ambitie was namelijk om ooit met Chad Michael Murray te trouwen.
Helderder is de aflevering waarin de kijkers vernamen dat het eerste liefje van Dean Winchester (Jensen Ackles) in Supernatural Zwart was. Ook haar zagen we maar één keer, maar we hoefden slechts tot de dertiende aflevering van het eerste seizoen te wachten. De aflevering zelf is, ongetwijfeld, een van de allerslechtste afleveringen van de eerste seizoenen, maar – oh my gods – een Zwarte vrouw die iets had gehad met Dean? Met wie hij ook nog eens flirtte tijdens de aflevering? Zou hij me dan ook aantrekkelijk hebben gevonden? Was mijn crush op Dean – en bij extensie op Jensen – dan niet helemaal delusional?
In mijn vorige column beschrijf ik hoe ik na een periode van intense ontheemding, waarin ik heil vond in witte kunst, weer op zoek moest naar wat het voor mij betekende om Zwart te zijn. In die periode ging ik heel veel waarde hechten aan de enkele Zwarte personages in mainstreamfilms – en vooral -series. Na een tijd van intens daten met verscheidene – te vele – witte jongens en mannen die leken op de Chads op wie ik als verwarde tiener viel, begon ik mijn aantrekking tot witheid diep onder de loep te nemen, en daarbij voornamelijk mijn afschuw voor Zwarte lichamen te deconstrueren. In die jaren, waarin ik nog steeds voornamelijk mainstream witte media consumeerde, maar steeds meer op Zwarte mensen –ongeacht gender – begon te vallen, werden zichtbare Zwarte koppels plots heel belangrijk voor me. En vooral was belangrijk dat deze Zwarte koppels op mijn scherm zichtbaar zouden zijn: ik ging alle dysfunctionele Zwarte koppels van de Shondaverse waarderen alsof hun bestaan me iets over mezelf zou leren. Dat ook ik een relatie kan hebben met een Zwarte persoon en gelukkige momenten kan beleven te midden van de chaos. Of zoiets. Of dat Zwarte gezinnen ook bestaan. Of zoiets. Wanhopig bleef ik praten en op sociale media schrijven over het belang van de representatie van ‘Black Love’, alsof het iets was wat mij heel mijn leven ontkend was geweest, alsof ik het nooit zou kennen indien mainstream, veelal witte media, het mij niet toonden. Met mij velen, trouwens – hoe vaak juichten we niet gezamenlijk als een mainstreamserie of -film een Zwart koppel had?
En, kijk, tot vandaag geloof ik dat Moonlight (2016) één van de mooiste films is die ooit voortkwam uit Hollywood. Zwarte homoseksuele relaties die, ondanks de (groei)pijn, ook even zacht kunnen zijn als de glimlachjes die op het einde gedeeld worden door de twee hoofdpersonages, hebben we zelden met zoveel precisie en voorzichtigheid op het grote doek mogen aanschouwen. Pose (2018-2021), over de New-Yorkse Afro-Amerikaanse en Latino Ballroom culture in de jaren tachtig en negentig, is een broodnodige serie die ons toont dat er, naast het door de queer- en transfobe maatschappij veroorzaakte leed, veel schoonheid is in Zwarte en bruine queer en trans gemeenschappen en relaties. Ook doet Pose dat wat Beyoncé in haar recente Grammy acceptance speech niet heeft gedaan: ons eraan herinneren dat we zo veel van onze huidige muziek, waaronder (maar niet alleen!) house muziek, te danken hebben aan Zwarte queer en trans mensen.
Maar toen, toen ik mezelf wat meer had gevonden, en Zwarte mensen niet meer haatte en Zwarte lichamen niet meer verafschuwde (integendeel), toen ik wat meer Afro-feministische boeken had gelezen, zelf meer uitgediepte antiracistische theorie had geschreven, de wereld en mijn plek beter had geanalyseerd – toen, toen ik niet alleen had aanvaard dat ik geen Afro-Amerikaan was, maar dat ik dat ook niet meer wilde zijn. Toen, pas, ging ik me afvragen of er eigenlijk ooit een tekort was geweest aan cishetero koppels op mijn televisiescherm? Als er iets is dat mainstream witte films en series altijd consequent hebben gedaan, is het hebben van één token Zwart gezin. Belangrijk voor het verhaal waren ze vaak niet, maar ze waren er wel. En in mainstream en indie Zwarte films en series waren Zwarte cishetero koppels overgerepresenteerd.
Waarom had ik dan zo veel jaren geleefd alsof deze representatie mij ontkend werd? (En met mij, velen.) Dit is wat er naar mijn idee gebeurt wanneer wij, zonder kritisch te zijn, discourse overnemen van de Verenigde Staten. Wat ik “Afro-Amerikaans imperialisme” noem, is een fenomeen waarbij onze cultuur, ons denken en ons politiek bewustzijn helemaal afgespiegeld worden op de Afro-Amerikaanse cultuur, gedachtegoed en politieke bewegingen. Het is een interessant fenomeen, omdat het volgens mij perfect afspiegelt hoe de VS ook voor witte mensen – in Europa en elders – een centrale plaats heeft binnen hun cultuur. Tegelijk is er ook het voor ons specifieke feit dat er van Zwarte mensen in Europa wordt verwacht dat wij ons continu gaan verhouden tot de Zwarte mensen in de VS (“hier is de politie niet slecht, kijk maar naar de VS”, “racisme is echt een Amerikaans probleem”, het constant pushen van Afro-Amerikaanse helden als zijnde onze helden). Dit, samen met hoe ook Afro-Amerikanen, net als niet-Zwarte Amerikanen, lijden aan het Main Character Syndrome, zorgt ervoor dat wij allerlei ideeën onkritisch overnemen van Afro-Amerikanen, ook als ze niet vertaald kunnen worden naar onze context. In dat opzicht is het logisch dat we ons constant verhouden tot de VS.
Feit is dat in de VS een oorlog wordt gevoerd op Zwarte gezinnen, door de slavernij heen en tot het heden, waarbij ze proactief verscheurd worden, zoals professor Angela Davis heel helder uiteenzet in het boek Women, Race & Class (1981). Het is daarom logisch om gelukkig te zijn als we Zwarte koppels op ons scherm zien – ook al zijn het saaie cishetero koppels. Echter, dit is niet de context waarin ik ben opgegroeid. Bijna mijn hele familie bestaat uit Zwarte, vaak dark skinned, mensen die relaties hebben met andere Zwarte, vaak dark skinned, mensen. Veel van deze relaties zijn zo dysfunctioneel dat ze makkelijk kunnen doorgaan voor Shonda Rhimes personages, maar vele anderen zijn liefdevol, respectvol en bewonderenswaardig. In Brussel zie je overal prachtige, jonge Zwarte koppels, die ook in de winter met gedrevenheid elkaars hand vasthouden. Mijn allereerste liefde, die ik zo graag vergeet, was een Zwart jongetje met wie ik, als ik kon, in mijn jongste jaren alle tijd wilde doorbrengen. Hoewel wij, die uit gekoloniseerde landen afkomstig zijn, ook zagen hoe onze families en gezinnen verscheurd werden, is er eigenlijk nooit een tekort geweest aan cishetero ‘Black Love’ in mijn omgeving. Ondanks wat mainstreammedia en het Afro-Amerikaanse imperialisme mij lieten geloven.
Mijn oma, zij over wie ik geregeld schrijf en praat – niet diegene met het huis uit Kigali – had toen ik jonger was een spaarpotje waar ze, steeds als ze terugkwam van het boodschappen doen, losse munten stak. Als het vol genoeg was, kocht ze me boeken en mijn lievelingsdiepvriespizza’s. Ik zag hoe mijn tante, de vrouw die me grootbracht, door omstandigheden ook genoodzaakt werd voor haar broers en zussen te zorgen. Met een geduld dat ik nooit zou kunnen opbrengen, blijft ze, hoewel ze allemaal boven de veertig zijn, bijspringt zodra haar familie haar nodig heeft. Mijn nicht was door mijn hele jeugd heen mijn beste vriendin. Een slanke, dark skinned meisje dat (met enige moeite) opgroeide in een dorpje in Luxemburg, iemand die van me hield toen ik mezelf haatte, die me, door haar bestaan, vertelde dat het ok was te zijn wie ik was, en te houden van de dingen en de mensen van wie ik hield. Ze maakte opgroeien in Europa draaglijk. Ik word, vandaag misschien nog meer dan toen ik jonger en verloren was in witheid, gehouden en gedragen door Zwarte mensen, mijn familie, mijn vrienden, zij die mij voeden wanneer ik mezelf niet wil voeden, zij die van me houden wanneer de wereld dat weigert te doen. Inmiddels weet ik dat mijn leven, en het leven van velen die zichzelf nog steeds zoeken in witheid, werd en wordt vormgegeven door Zwarte liefde.
Geregeld denk ik aan de openingsscène van ‘Lowkey Trying’, een aflevering uit het vierde seizoen van de serie Insecure (2016-2021), waarin je een montage ziet van het hoofdpersonage met haar nieuwe vriend, die samen eten, lachen, seks hebben – die samen gewoon bestaan, en gelukkig zijn, en zorgeloos met elkaar leven. Het gemak waarmee twee Zwarte mensen van elkaar kunnen houden wordt in die scène zo mooi weergegeven dat ik zó blij ben dat ze bestaat. Ik begrijp als geen ander hoe belangrijk representatie kan zijn, hoe impactvol het kan zijn als een serie als Insecure op een groot netwerk zoals HBO beschikbaar is. Er is – vaak – niets mis met gerepresenteerd te willen zijn, ook al geloof ik dat onze bevrijding niet zal voortvloeien uit representatie. En ook als jij jezelf ook terug wil zien in films en series die eigenlijk niet voor jou gemaakt zijn, zoals een One Tree Hill of Supernatural, vind ik het prima dat je daarvoor strijdt(wie ben ik om je tegen te houden?). Alleen denk ik dat het belangrijk is dat we ‘representatie’ breder trekken dan het beeld dat we tot nu toe hebben. Belangrijk dat we beseffen dat onze ouders, tantes en ooms, oma’s en opa’s en ouderen, neven en nichten en siblings en niblings, dat de Afrikaanse films en series en verhalen die onze elders kijken, lezen en doorvertellen, ook ‘representatie’ voor ons kunnen en zouden moeten zijn. Dat erkenning ook van binnenuit kan komen, en niet altijd buitenaf gezocht moet worden. En dat het vaak zelfs waardevoller is als die van binnenuit komt. Dat zelfliefde – en dan niet alleen houden van zichzelf, maar ook houden van zij die ons hebben vormgegeven, van de eigen geschiedenis, de eigen voorouders, de eigen bodem – voor ons ook ‘Black Love’ is.
Sabrine Ingabire is journalist en schrijver. Momenteel werkt ze aan haar debuutroman bij Uitgeverij Pluim / Dipsaus. In 2016 publiceerde zij haar eerste YA fiction Le chemin vers le bonheur (2016). Ook heeft zij een bijdrage geleverd aan, onder meer, de bloemlezingen Zwart: Afro-Europese literatuur uit de Lage Landen (2018), Being (Imposed Upon) (2020, co-curator) en Liberté, Egalité, Beyoncé (2021).