Astrid Roemer zet haar experimenten met taal voort in 'Gebroken Wit’, maar in de Nederlandse literatuurkritiek wordt dat niet centraal gezet. Waarom is James Joyce een genie wanneer hij leestekens overslaat, terwijl het Roemer niet altijd in dank wordt afgenomen?
DOOR EMMA VAN MEIJEREN
Er zullen weinig mensen zijn die ooit bij het 18e hoofdstuk van James Joyce’s Ulysses aangekomen zijn, maar mocht je dat punt toch bereikt hebben, dan weet je dat het ongeveer 50 pagina’s beslaat en er vrijwel geen enkel leesteken in voorkomt. Het gebrek aan leestekens vervreemd het narratief. Dat is voor lezers die gevoelens van vervreemding en ongemak als dagelijkse realiteit ervaren een veelbelovend aspect van een roman. Wanneer zo’n experiment met leestekens in succesvolle relatie staat tot de inhoud en de sociale context van het verhaal maken dit soort experimenten geweldige literatuur van goede verhalen. Zo was de gedachtestroom uit het 18e hoofdstuk van Ulysses relevant als weerspiegeling van een veranderend bewustzijn in samenlevingen die snel industrialiseerde. Maar experimenten met taal beperken zich niet tot het Europa van de 20e eeuw. Ook nu worden veranderingen in de samenleving verwerkt in literatuur. Het is dan ook verbazingwekkend dat het werk van Astrid Roemer, dat zichzelf in de afgelopen decennia constant ontwikkeld heeft als taalexperiment, zelden in die context gelezen wordt.
ASTRID’S SCHRIJFSTIJL
Astrid Heligonda Roemer is 72 jaar, geboren in Suriname, woont in België en publiceert romans en gedichten sinds 1970. In 2016 won ze de P.C. Hooftprijs, met als kroon op haar oeuvre, dat inmiddels drieëndertig werken telt, het drieluik Onmogelijk Moederland. Dit jaar bracht ze Gebroken Wit uit, een roman met een passende titel voor een tijd waarin witte fragiliteit steeds uitgebreider en agressiever op de voorgrond treedt. En, een titel die een directe breuk maakt met de manier waarop je een titel “correct” spelt in het Nederlands, namelijk met een hoofdletter voor beiden woorden, in plaats van alleen het eerste woord. Hierover later meer.
Op Gebroken Wit volgen overwegend positieve recensies. Het wordt in kranten omschreven als intiem familiedrama dat de ruimte neemt zichzelf te ontvouwen door de ontwikkeling van de innerlijke levens van meerdere karakters. Ook over de stijl zijn de meeste recensenten positief. In dagblad Trouw wordt de stijl omschreven als ‘pulserend proza’ en De Volkskrant geeft aan dat het gebrek aan aanhalingstekens dwingt tot beter lezen: “Roemers interpunctie is merkwaardig, ik had vaak de neiging komma’s te schrappen of toe te voegen. Maar gaandeweg blijken deze aan een eigen, innerlijke logica te voldoen, die intuïtiever is dan het officiële handboek. (...) Maar je mist iets als je daar te lang bij blijft hangen. Juist door dit soort eigenaardigheden graaft Gebroken Wit zich een weg naar de lezer”, schrijft Persis Bekkering. Alleen in het NRC Handelsblad moet de roman het ontgelden vanwege deze keuzes met interpunctie. Door Thomas de Veen worden de stilistische experimenten omschreven als “nodeloos verwarrend” omdat ze niet zorgen voor dubbele betekenissen. Een hilarische misvatting als je beseft dat hij zelf in de alinea voor deze uitspraak Roemers keuze om ‘tegemoet’ als ‘tegenmoet’ te spellen als nutteloze ontregeling bestempelt. Alsof dit niet een evident voorbeeld is van een ontregeling die juist voor meerdere betekenissen zorgt.
Iedereen die op de hoogte is van Roemers stijl weet dat samenvoegingen of afbrekingen van woorden een terugkerend fenomeen is in haar spel met taal. In 1998 ontkrachtte Professor Michiel van Kempen al het op dat moment heersende idee dat Roemers taalgebruik inconsistent of slordig zou zijn in het artikel “De onuitwisbare kenmerken van de zwarte stem: over de stijl van Astrid H. Roemer.” Via een gedetailleerde lezing van de roman Lijken op liefde illustreert hij doel en werking van Roemers experimenten op het gebied van syntaxis, semantiek en de invloed van Surinaams-Nederlands en Sranantongo op Roemers stijl. Maar eigenlijk is kennis van de wetenschappelijke analyse van haar werk niet eens nodig om te kunnen begrijpen dat de vraag die De Veen stelt over het gebruik van leestekens in Gebroken Wit onzinnig is. De vraag die hij stelt—is het gebrek aan leestekens “Proustiaans of onleesbaar?”—snijdt ook op zichzelf al weinig hout. Alsof niemand Proust ooit als onleesbaar ervaren heeft. Om te begrijpen waarom Proust’s gedetailleerde omschrijving van een madeleine cakeje geen monotone monoloog, maar juist een indrukwekkende reflectie op zintuiglijke waarnemingen en herinneringen is, is kennis van de context van Proust’s werk nodig. Precies hetzelfde geldt voor de experimenten van Roemer, en het kan niet aan de aandacht ontglippen dat het misschien die kennis is die bij de recensent ontbreekt.
DE EXPERIMENTEN VAN ROEMER
Maar niet alleen zit De Veen er flink naast wanneer hij Roemers experimenten probeert te ontdoen van hun complexiteit, ook andere recensenten zijn voorbij gegaan aan de relatie tussen vorm en inhoud in Roemers werk. Terwijl ‘pulserend proza’ een leuke omschrijving van de stijl is, blijft het toch opvallend dat er in de recensie in Trouw gezegd wordt dat er moeilijk politiek engagement te bespeuren valt in de roman. Met de thema’s die centraal staan in Gebroken Wit, zoals seksueel misbruik en zwangerschap, snijdt Roemer dwars door verschillende en kruisende lagen van geseksualiseerd, gendered en geracialiseerd geweld en trauma. Roemer beschrijft een familie die tussen Suriname en Nederland woont en geeft alleen een stem aan de vrouwen in het gezin. Vrouwen die stuk voor stuk, soms binnen en soms buiten de familie, te maken krijgen met seksueel geweld. Als dat niet politiek is, dan weet ik niet wat het wel is. Overweeg bijvoorbeeld de momenten waarop ‘gebroken-wit’ expliciet verwijst naar etniciteit in deze passage waarin hoofdpersonage Heli op haar nieuwe school in Utrecht zich afvraagt:
Waarom zit je bij die bakra-studenten thee te drinken en niet bij ons? ik begrijp die vraag. Beantwoord hem niet. Ben zelf het antwoord. Ben ik bij mijn landgenoten dan kwellen ze mij. Ben ik bij Hollanders dan negeren zij mij. Op een toeristenbriefkaart van de provincie stift ik naar Imker en grootmoeder: GEBROKEN-WIT - MIJN WINTERJAS met liefs van mij. Ik voel Holland tussen mijn benen naar mijn hart en mijn hoofd priemen en het bevalt.
Roemer valt met zulke passages te plaatsen in de traditie van diaspora literatuur. Het ontheemde heen-en-weer gevoel tussen thuisland en thuisland loopt als rode draad door haar werk en krijgt via de uitspraak ‘gebroken-wit’ opnieuw gestalte. Tegelijkertijd weigert gebroken-wit alleen naar huidskleur te verwijzen: de ervaring is complexer dan dat. Het kan net zo goed de kleur zijn van een bordje of een vrucht, een kledingstuk of een besmeurd laken. De uitspraak reist tussen connotaties met besmettelijkheid en schuld, vergiffenis en de zoektocht ernaar.
EEN BIJZONDERE FUNCTIE VAN INTERPUNCTIE
Maar dit verhaal begon met een punt over punten. Over aanhalingstekens, komma’s en dubbele punten. En wat direct opvalt in deze passage is de ‘ik’ zonder hoofdletter, omdat deze volgt op een zinsdeel waar normaal aanhalingstekens omheen zouden staan. Waar aanhalingstekens in de hele roman ontbreken, is het de dubbele punt die een hoofdrol krijgt. Die wordt soms wel zes keer op een pagina gebruikt. De ene keer gevolgd door een kleine letter (correct!) en de andere keer door een hoofdletter (meestal fout!). Als puzzelaar schoot ik tekort in het vinden van een patroon in dit onderscheid en daarom vergreep ik me aan het spannendste wat een lezer kan doen: ik vroeg om opheldering bij de schrijver zelf.
Want waarom in godsnaam nou die dubbele punt? En waarom wordt die soms gevolgd door een hoofdletter en soms niet? Het antwoord op de vraag bleek simpel: Roemer maakt zo onderscheid tussen directe en indirecte rede. Normaliter zou dat verschil vooral gemaakt worden met aanhalingstekens, maar die ontbreken dus. Door het simpele feit dat het niet de interpunctie is die we gewend zijn, wordt het leesproces verlangzaamt. Maar het experiment werkt ook op andere niveaus. Het ontbreken van aanhalingstekens brengt nieuwe lagen van betekenis met zich mee en creëert juist in die wisselwerking tussen de vorm en de inhoud een politiek uitgangspunt.
Laat me een aantal voorstellen doen over de betekenissen van de interpunctie zonder te claimen dat deze uitputtend zijn of kloppen—dat is het punt namelijk niet. De dubbele-punt is wellicht:
Dat de roman intimiteit tussen verschillende karakters verkent en de duidelijke scheiding tussen de uitspraken van de één en de ander die gemaakt wordt in een dialoog met gebruik van aanhalingstekens onvoldoende ruimte laat om de vervlechting van de levens, waarnemingen en emoties van een familie tot uitdrukking te brengen.
Dat het vervagende perspectief tussen familieleden die hetzelfde en toch ook verschillende verhalen met zich meedragen een reflectie biedt op de onmogelijkheid om één waarheid aan te brengen in een verhaal. Een bevraging van geschiedvertelling die niet alleen op persoonlijk maar ook sociaal-maatschappelijk niveau relevant is (al dan niet op allegorische wijze).
Dat een spel met leestekens experiment met ritme en intonatie mogelijk maakt dat personages persoonlijker en levendiger maakt.
En dat, ten slotte, gejank over correct en incorrect gebruik van leestekens alleen relevant is in een obsessief-repressieve kijk op taal, vooral geuit door personen die zelf niet meer dan één taal beheersen en zich wellicht geïntimideerd voelen door personen die dat wel doen. (Al is dit argument glibberig omdat ik er niet mee wil insinueren dat Roemer niet in staat is ‘correct’ te spellen. Dat zou na drieëndertig boeken in het Nederlands een heel grove belediging zijn.)
En dat, uiteindelijk, de dubbelzinnigheid die het experiment met interpunctie mogelijk maakt uitdrukking kan geven aan de onmogelijkheid van het schrijven van een eenduidig Surinaams verhaal. Ja, dat het wellicht zelfs weerstand kan bieden aan de Westerse drang om “De Ander” te categoriseren—als held of slachtoffer, schuldige of onschuldige—waardoor altijd vanzelf complexiteit en gelaagdheid ontkent wordt. Dat is de kracht van het taalexperiment: die blijft de betekenis verleggen op een manier die een lezer zelf laat denken en die dus meerdere betekenissen mogelijk maakt.
De Martinikaans filosoof Édouard Glissant omschrijft zo’n weerstand tegen categorisatie als “het recht op ondoorzichtigheid”. Zoals hij uitlegt in zijn boek The Poetics of Relation: “Wanneer we het proces van het “begrijpen” van mensen en ideeën vanuit het perspectief van het Westerse gedachtegoed onderzoeken, ontdekken we dat de basis hiervoor de eis tot transparantie is. Om jou te begrijpen en daarom te accepteren, moet ik jouw aanwezigheid meten op de schaal die het mij toelaat om te vergelijken, en wellicht, te oordelen. Ik moet reduceren.” In deze context roept Glissant op tot het recht om ondoorzichtig te zijn. Om niet te meten op een schaal die altijd vanuit een Westers perspectief bepaald is en niet in staat is gebleken de waarde-oordelen en vooroordelen uit het Westen af te breken. Laten we met dat idee in het achterhoofd nog een keer teruggaan naar de eerder aangehaalde passage uit Gebroken Wit:
Waarom zit je bij die bakra-studenten thee te drinken en niet bij ons? ik begrijp die vraag. Beantwoord hem niet. Ben zelf het antwoord. Ben ik bij mijn landgenoten dan kwellen ze mij. Ben ik bij Hollanders dan negeren zij mij. Op een toeristenbriefkaart van de provincie stift ik naar Imker en grootmoeder: GEBROKEN-WIT - MIJN WINTERJAS met liefs van mij. Ik voel Holland tussen mijn benen naar mijn hart en mijn hoofd priemen en het bevalt.
In zulke passages wordt het duidelijk dat het gebruik van leestekens in relatie staat tot andere taalexperimenten, zoals herhaling. De ‘ik’ krijgt geen hoofdletter omdat er ook geen aanhalingstekens gebruikt zijn. Er was dan ook geen specifiek personage die deze vraag stelde. Maar de ‘ik’ loopt over in de volgende zinnen waar het woord niet meer terugkomt, en de zinnen starten met ‘ben’. Het is een puzzel die de complexiteit van de materie weerspiegelt: waar is thuis? Bij wie hoor ik? En wat zegt dat over mij, en over wie ik ‘ben’? De passage eindigt met een klassiek Roemeriaans woordspel: de dubbele betekenis van ‘bevalt’ als ‘behagen’ en ‘een kind op de wereld brengen’.
Interpunctie, dubbele betekenissen en herhaling weerleggen in deze korte passage de betekenissen van zwangerschap en bevalling. Roemer reflecteert zo op de complexiteit van identiteit, nationaliteit, etniciteit en gender. Haar taalexperimenten staan net zo goed in relatie tot seksueel geweld als dat zij gewenste intimiteit en verlangens weerspiegelen. Dat is hoe Roemer altijd met haar taal speelt: door betekenis uit te stellen valt er niet slechts één uitspraak te doen over haar (politieke) standpunt. Het is Roemer zelf die dit spel tot nu toe het beste uitgelegd heeft in een artikel uit 1997 getiteld In Search of my Own Voice:
Het is jammer dat metaforen een eigen leven aannemen en niet ervaren worden als ‘communicatie structuren,’ of in andere woorden: als vervangende tekens voor iets dat, bijvoorbeeld, zichzelf niet toestaat om onder woorden gebracht te worden, omdat het te complex en te ingewikkeld is voor onze ‘taal capaciteit’ om te uiten.
Als de interpunctie in Gebroken Wit, zoals Bekkering al aangaf, overkomt als merkwaardig omdat de metaforische dichtheid en herhaling zorgen voor een langzamere leeservaring, sta daar dan vooral wel bij stil. Hoewel Bekkering waarschijnlijk wilde aangeven dat die merkwaardigheid geen reden moet zijn om het boek niet te lezen, wanneer zij zegt dat het niet iets is om ‘in te blijven hangen’ gaat zij misschien toch het punt van het boek voorbij. Blijf er vooral wel in hangen. Kantel er nog eens in. Blijf erin woelen, want daar ligt de kracht van Roemers experimenten. Zoals Joyce uiting gaf aan een veranderende relatie tussen mens en machine in het industrialiserende Europa van de 20e eeuw, zo geeft Roemer uiting aan een veranderende relatie tussen mens en thuis in een postkoloniale wereld. Die uitingen kunnen ervaren worden als verwarrend omdat dat precies is wat ze onder woorden proberen te brengen. Wanneer woorden tekort schieten wordt interpunctie een levendig en krachtig middel om een ervaring zo goed mogelijk weer te geven.
Emma van Meijeren is een schrijver en onderzoeker. Haar werk kun je vinden in VICE, Glamcult, de School blog en Noisey. Van de schrijver Sara Ahmed heeft zij het label ‘feminist killjoy’ geleend en deze draagt zij met trots.