Lees het persoonlijk verhaal van Mala Badi, een gender-nonconforming activist, schrijver, artiest en dichter uit Marokko. Vandaag is tevens de Internationale Transgender Gedenkdag. Deze dag is ontstaan vanuit een bijeenkomst in 1999, georganiseerd door Gwendolyn Ann Smith, om de moord op transvrouw Rita Hester te herdenken.
Door Mala Badi
Het was tijdens de Ramadan dat ik besloot mijn familie te vertellen wat ik twintig jaar verborgen heb gehouden: dat hun zoon, Hamza, eigenlijk hun dochter Mala is. Ik vertelde het tijdens het verbreken van het vasten. Ik dacht dat ze me de kans zouden geven mij nader te verklaren, maar de gezellige maaltijd veranderde in een begrafenisceremonie. De doodse stilte werd verbroken toen mijn vader een pot hete koffie oppakte en naar mij smeet.
Mijn broer sloeg me en brak mijn tanden alvorens op de tafel te springen en met zijn vuisten op mij in te slaan. Mijn moeder begon te schreeuwen en probeerde tevergeefs de vuisten van mij af te houden en haar dochter te beschermen. Dit zou de laatste keer zijn dat we elkaar aanraakten. Mijn vader zette mij op straat. In zijn familie is er geen plaats voor faggots.
Sindsdien heb ik een lange weg afgelegd in de sociale realiteit van Marokko. Het vinden van die weg was een strijd.
Ik was 15 jaar toen ik voor het eerst een groep gay en transgender vrienden vond. Ik raakte overspoeld door een overweldigend gevoel van geluk. Ik accepteerde mijzelf eindelijk voor wie ik was. Daar in een besloten huis, ver van mijn klasgenoten, familie en zelfs van Allah, geloofde ik niet langer het enige buitenbeen te zijn in de wereld. Ik kon vrouwenkleding dragen en dansen als Ruby - de verleidelijke Egyptische zangeres.
Het was de eerste plek waar ik als volwassene lippenstift opdeed. Als klein meisje pakte ik stiekem mijn moeders make-up doos en poederde ik mijn neus, verfde mijn lippen knalrood en deed haar kleren aan die bestemd waren voor speciale gelegenheden. Dan wandelde ik enkele minuten het huis door als een prinses voordat ik de kleren weer uittrok en mijn lippen schoon schrobde met water, wetend dat ze elk moment kon terugkeren.
Wanneer onze feestjes hun einde naderde transformeerden mijn vrienden en ik onszelf om er zo mannelijk mogelijk uit te zien. Toch wilde ik dansen door de straten van Casablanca. Ik flaneerde als een model; benutte mijn kans en veranderde een lege steeg in het luxe Maarif in mijn catwalk toen er plotseling een groep jonge mannen tevoorschijn kwam. Mijn companion Ayoub, of Carol, zoals ze graag genoemd werd, zei: “Ren, meid! Er komen rwayer aan. Ze zullen je te grazen nemen als je je niet als een man gaat gedragen.”
Rwayer? Vroeg ik mezelf af. Ik kende deze woorden niet en vroeg haar mij er meer te leren, zodat ik mijn weg kon vinden in deze nieuwe wereld. Ze zei, “Je moet de taal van louaba (queers) leren zodat je problemen en gevechten kan vermijden. Ik maak me zorgen over wat de rwayer (homofoben) je kunnen aandoen. Ze kennen immers geen genade.”
Ze introduceerde me aan Zabiba die me de geheime woorden bijbracht die mij veilig zouden houden. Ze leerde me mijzelf te verdedigen tegen de rwayer, een condoom om te doen en hoe ik van huis kon weglopen als mijn geheim ooit uit zou komen. Ze leerde me hoe ik seksuele partners kon vinden en hoe ik mijn persoonlijkheid kon opsplitsen tussen de ene ik en de andere.
Ik werd voorzichtiger. Droeg elke ochtend mijn man-masker naar school, in mijn buurt en thuis. Maar ‘s nachts, in de parken van Casablanca waar mannen op zoek waren naar jonge jongens, was ik queer. De parken waren een verborgen hoekje waar seksuele ontmoetingen plaatsvonden en relaties ontsprongen.
Het begon te voelen alsof ik een verantwoordelijkheid droeg of een soort militaire rank had bereikt waar de wereld van de louaba niet langer nieuw was voor mij. Een onderdrukking doorgegeven nadat de Franse kolonialisten vertrokken in 1956 - een nieuwe queer levensstijl vol avonturen, onderdrukking en het verstoppen achter een masker. De Fransen waren weliswaar vertrokken; hun koloniale wetten zouden tot de dag van vandaag in werking blijven. Nog altijd lijden elk jaar honderden queers onder dit koloniale cadeau.
Onze levens als gay en trans mensen draaiden om die paar minuten seks tussen de eikenbomen die de snelwegen van onze steden scheiden. Of in verlaten huizen. Of in kamers op daken van seksuele partners, waar we ervoor zorgden dat we onze schoenen uit deden alvorens de trap op te lopen zodat niemand zou uitvinden wat we aan het uitspoken waren.
“Homoseksualiteit is een romantische en seksuele voorkeur voor mensen van hetzelfde geslacht”, las ik op Wikipedia. Vanaf dat moment begon ik gay magazines te lezen en raakte ik bekend met het in Spanje gevestigdeKif-Kif, Marokkaanse en gay rights organisaties, en de betekenis van trots.
Wat ik leerde, verschilde van wat Zabiba mij had bijgebracht - dat de enige manier om te overleven als queer het accepteren van een dubbelleven was. In plaats daarvan deed ik kennis op over LGBT-rechten en de nood voor activisme die deze rechten publiekelijk verdedigt. Het was een gigantische transformatie in mijn leven en ik begon die informatie te delen met de andere louaba. Uitgelaten verzamelden ze zich om me heen terwijl ik praatte over liefde, natuur en homorechten in Europa gebruik makend van mithli (homo) in plaats van shad (deviant). Ik concludeerde dat ik niet gesneden was uit hetzelfde hout als Carol en Zabiba dus vertrok ik en verliet ik de wereld van de louaba en trad uit de schaduw.
Arabische Lente
Toen brak de Arabische Lente aan. Op 20 februari, 2011, vond ik mezelf op straat zij aan zij met duizenden andere jonge Marokkanen. Voor het eerst schreeuwde ik de woorden “vrijheid, gerechtigheid, waardigheid en gelijkheid!” hardop. Het voelde alsof ik was herboren. Tijdens de bijeenkomsten met andere activisten voelde ik dat ik onder mensen was die ik niet hoefde te vrezen. We hadden tenslotte samen op straat geroepen “geen angst meer vanaf vandaag”, voor overheidsgebouwen tijdens marsen met duizenden mensen.
En zo ontrafelde ik mijn seksuele oriëntatie beetje bij beetje. Nerveus schreef ik op protestborden “Nee tegen Artikel 489” (het deel van het wetboek dat seks met hetzelfde geslacht criminaliseert) en “Criminaliseer liefde niet”. Tegen de tijd dat het mei was, hief ik een regenboogvlag bij een demonstratie wat verschillende homofoob activisten kwaad maakte. Ik stond op, mijn lichaam rillend, en zei: “Gay en trans rechten zijn mensenrechten. We moeten accepteren dat velen onder ons die hier ‘lang leve het volk’ schreeuwen queer en trans zijn en dat zij deel uitmaken van het volk!
In die tijd dacht ik veel aan revolutie en bevrijding. Ik merkte op dat andere gays ook deelnamen aan de marsen, sommigen had ik stiekem in het park gezien, met sommigen had ik het bed gedeeld. Ik was trots op ze zoals ze vochten voor verandering en de “natuurlijke gay” belichaamden zoals ik dat altijd had ingebeeld - door hun verschijningen en toewijding aan politieke verandering.
Filosofische, economische en politieke boeken werden mijn dagelijkse kost en ik telde ze als gebedskralen. Ik dompelde mijzelf onder in Marx, Sartre en Simone de Beauvoir. Mahdi Amel en Mehdi Ben Barka, Libanese en Marokkaanse activisten die vermoord zijn voor hun politieke ideeën. Ik vond het volgende in Michel Foucault’s “The History of Madness”: ‘De leprozen, queers en de rebellen waren geleidelijk gewist door de samenleving naar de verste marginalen en toen verbannen, weggedaan en weggestuurd naar het rijk van waanzin’.
Was ik echt de normale homo die ik mezelf inbeeldde te zijn of had ik gewoon een muur om me heen gebouwd? Was het mijn plicht mijn kameraden tevreden te stellen? Om ze te overtuigen dat ik het recht had om te leven?
Ik wist van Harvey Milk, van de Homosexual Front of Revolutionary Action - Franse Marxisten die de slogan droegen “wij zijn een sociale plaag en nu zijn we op de straten!” en van de gay bevrijdingsactiviteiten in Catalonië die hun eerste bijeenkomsten hielden in Tangiers, Marokko in de dagen van Franco. Zij waren de mensen die hun trots hadden verkondigd.
Dit is wanneer ik besloot mezelf te verkondigen aan mijn familie. En eindigde op straat, liggend op vochtige stukken karton met enkel de lucht als mijn deken. Ik zou de dag beginnen met het zingen van de lieden van de betoverende zangeres Fairuz en papers met speeches van Sylvia Rivera die ik net in de vuilniscontainer gevonden had. Rivera, die in haar aanstekende Bevrijdingsdag speech in 1973, New York City de menigte een standje gaf over “JOUW gay broeders en jouw gay zusters in de gevangenis die mij elke fucking week brieven schrijven en jullie doen geen goddamn ding voor hen”. En ze vervolgde: “Ik ben geslagen, ik heb mijn baan verloren, ik ben mijn appartement kwijtgeraakt voor gay bevrijding: en dit is hoe jullie me allemaal behandelen?”
Haar woorden gaven me hoop en brachten mij weer tot leven. Zij had alles verloren, net zoals ik, en zwierf door de straten van New York. Het enige verschil was dat ik door de straten van Rabat zwierf. Ze inspireerde mij en gaf mij vertrouwen. En ik zei: Hallo wereld, ik ben trans.
Maanden later deed ik lippenstift op, lakte mijn nagels zwart en ging de drukke straten op zonder enige moeite te doen mijn ware ik te verbergen. Ik was klaar om de wereld te trotseren. En deze keer, al is transgender acceptatie bij lange na niet een gegeven in Marokko, werd ik niet geslagen of ontdaan van mijn kleding of over de grond gesleurd. Wat was er veranderd sinds die keer dat ik ijverig op Zabiba’s advies lette? Ik weet het niet. Waarschijnlijk niet de samenleving, of niet veel in ieder geval. Iets in mij was veranderd. In de menigte greep een queer persoon mijn aandacht en siste naar me “jrahime!”. Ik keerde mij om en zei “vanaf vandaag geen jrahime voor mij meer lieverd” en herinnerde haar aan de feministen en queers en trans personen die opgesloten zaten om voor ons een weg vrij te maken vanuit de sombere duisternis van een gevangeniscelnaar het heldere zonlicht van gendervrijheid.