Femke Halsema's Burden: de tirannie van middelmaat

“Like the utopias they bring forth, manifestos are birthed in the possibility of failure. They succeed not in the audacity of hope but in the audacity of despair.”
— A Manifesto, Evergreen Review, Yasmin Nair

door Olave Basabose

Ik ben op mijn negende, met mijn familie, naar Nederland gevlucht door een verwoestende burgeroorlog in Burundi. Toen ik Femke Halsema’s pamflet, Nergensland: nieuw licht op migratie, in handen kreeg had ik het zowat in een adem uit. Halsema probeert hierin “utopisch” na te denken “over hoe we het beste kunnen omgaan met vluchtelingen.” Halsema’s betoog lees ik dan ook vanuit een heel persoonlijk perspectief: wat gunt zij kinderen zoals ik? Wat gunt ze ouders zoals de mijne? Wat gunt ze de neven en nichten die ik soms denk te herkennen in de beelden van zwarte migranten aan de poorten van Fort Europa? Het antwoord is, heel kort door de bocht: meer van hetzelfde.  

Halsema begint haar boekje met een onsmakelijk safaribezoek aan de bossen van Melilla, een scène waarin zij met een cameraploeg en gidsen door de Spaanse enclave op het Marokkaanse vasteland trekt. Ze is op zoek naar Sub-Saharaanse Afrikaanse migranten, vermoedelijk tienduizenden ervan, die zich verschuilen in de bossen rond Melilla. Ze gebruikt doorzichtige plastic tassen met eten, om zwarte migranten uit de bossen te lokken. Ze is bang voor hen, zij zijn bang voor haar, maar ze komen toch tevoorschijn. Zij vertellen over hun trauma, over geweld en dood. Femke schrijft dat “hun verhalen bulken van de wanhoop. Er is geen weg vooruit en geen weg terug.

Ze beschrijft een nachtmerrie van “razzia’s in de bossen, de mishandelingen, het dumpen in de Algerijnse woestijn” waar ze weinig door beroerd lijkt te zijn. Want als haar gevraagd wordt wat te doen aan de lijdensweg van deze mensen, concludeert de Halsema van 2006, en de huidige Halsema met haar, dat het hek er moet blijven staan: “Als het er niet is, dan kan er een run ontstaan van jonge mensen uit een groot aantal landen ten zuiden van de Sahara die toekomstperspectief zoeken. Dat kunnen wij hun in die getallen in Europa niet bieden zonder dat we onze welvaart, onze burgerlijke vrijheden en onze vreedzame verhoudingen - alles wat onze samenleving juist zo aantrekkelijk maakt - op de tocht zetten.” 

De 94 A5'jes van het pamflet zeggen inhoudelijk niets anders dan bovenstaand citaat. Volgens Halsema zijn Europa’s welvaart, burgerlijke vrijheden en haar vreedzame verhoudingen in gevaar door de komst van voornamelijk jonge zwarte en bruine mensen. In elke hoofdstuk beschrijft ze de verschrikkingen die migranten moeten ontberen op een plichtmatige toon. Ze moet wel: als ze niet enige betrokkenheid had getoond hadden we misschien door gehad hoe koud en onmenselijk haar voorstel is. 

“The sad truth is that most evil is done by people who never make up their minds to be good or evil.”
— - The Life of the Mind, Hannah Arendt

Wat me het meest treft is de superioriteitswaanzin die in Halsema's wereldbeeld onthult wordt: Europa, het Westen, is als vanzelfsprekend een utopie die beschermd moet worden. De vraag is eigenlijk alleen welke middelen dat doel heiligen. Dat deze middelen repressief, mensenrechtenschendend en mensonterend zullen zijn staat buiten kijf. Sterker nog: “de grensbewaking van een land (is) strikter en gewelddadiger als de inwoners meer lokale en mensenrechtelijke privileges bezitten” aldus Halsema. Geweld en uitsluiting als bewijs van ontwikkeling en vooruitgang, verheven tot natuurwet. Halsema lijkt niet in staat om kritisch na te denken over deze constatering. 

Haar kritisch onvermogen wordt verder aangevuld door een deplorabele rangorde van “prioriteiten”. Met volledige ongeloof lees ik dat “de schade die wordt toegebracht aan de open cultuur: de Europese esprit van vrijheid, tolerantie en nieuwsgierigheid” ernstiger is dan de uitholling van mensenrechtenverdragen en nationale rechtsregels. Niet de onderdrukking, uitbuiting, uitsluiting, dood en ontwaarding die wij toebrengen aan kwetsbare mensen. Nee, het is de “Europese esprit” die we het meest moeten berouwen. 

Voor Halsema is Europa onbetwist een “open samenleving”. Dat deze typering van Europa nogal raar staat in een betoog over ontheemding, ballingschap, Fort Europa en Frontex (europa’s gemilitariseerde en high-tech grensbewaking), ontgaat haar volkomen. Ze schrijft, in volle ernst, dat “grove politieke onderdrukking, fragiele staten, etnische genociden, islamitisch terrorisme en milieurampen de oorzaken zijn van het vluchtelingenprobleem.” Europese en Noord-Amerikaanse monetaire, financiële, economische, culturele, militaire en politieke neo-imperialistische overmacht in de wereld doet er blijkbaar niet toe. O, hart der duisternis!

Zij vraagt van ons dat we vergeten dat Europees en Noord-Amerikaans politiek beleid in het Midden-Oosten gekenmerkt wordt door regime change, het trainen en bewapenen van fascistische groeperingen, het onderdrukken van democratische processen en het faciliteren van oliemaatschappijen en hun aandeelhouders. Zij vraagt ons om de Nederlandse militaire aanwezigheid in Mali, Shells desastreuze invloed in Nigeria en omstreken en de Franse controle over West-Afrikaanse munteenheden, buiten de discussie te houden. Ze rekent erop dat we geen besef hebben van de ecologische voetafdruk van het Westen, de vernieling van de aarde en de leegroof van de zeeën, en de uitroeiing van de armste en meeste kwetsbare gemeenschappen. Halsema wast Europa’s handen in een ijzige en onbeklimbare onschuld. 

Halsema schermt ondertussen met het politieke gedachtegoed van Karl Popper, maar het brengt haar niet tot kritische inzichten. Poppers politieke en epistemologische filosofie spoort aan tot een kritische houding tegenover het utopische beeld van het Westen. Hij situeert de vijanden van open samenlevingen niet buiten maar binnen de (Westerse) samenleving en identificeert de totalitaire kiemen binnen Europa’s filosofische traditie. Zijn analyse van Plato, Hegel en Marx onthult hén als de vijanden van de open samenleving, terwijl Halsema dat gevaar juist externaliseert: de barbaren staan aan de poorten, en Halsema leeft in een bezet Europa. Haar onvermogen om het Europese project kritisch te bezien komt naar voren in uitspraken als: “dan is het ook begrijpelijk […] dat gematigde, regerende politici zich laten verleiden tot een wedren in repressieve maatregelen om populisten de wind uit de zeilen te nemen” en: “ik probeer een antwoord te vinden op de vraag of we hun een veilige toekomst kunnen bieden zonder onze welvaart onverantwoord op de tocht te zetten en de tegenstellingen in onze samenleving te laten oplopen”. 

Ik wil haar vragen: hoe is Europa aan die welvaart gekomen? Hoe worden de tegenstellingen opgevoerd, door wie, en waarom? Beste Halsema, hoe weet u zo zeker weet dat nieuwkomers dreigen “onze open samenleving, te beschadigen?” Ziet u echt niet in dat uw utopische schets van het hedendaagse Europa en haar esprit eerder duidt op een volwassen dystopie?

And this also,” said Marlow suddenly, “has been one of the dark places of the earth.
— - Heart of Darkness, Joseph Conrad

Het verbaast me ook niet dat Halsema voorstander blijkt te zijn van redelijkheid, geleidelijkheid en kosten-en-batenanalyses - het favoriete kader van de geprivilegieerde technocraat. Juist degenen die het meest te verliezen hebben bij de ontmanteling van repressieve, uitbuitende en onderdrukkende systemen zullen geleidelijke verandering, oftewel “piecemeal social engineering”, vooropstellen. Denk aan wijlen Eberhard van der Laans voorstel tot het langzaam uitfaseren van de racistische Zwarte Piet over tien jaar. Zo ook Halsema: laten we vooral “het historisch proces van begrenzing van landen, gebieden en gemeenschappen ( niet ongedaan maken). Dat is ook niet wenselijk”. 

De filosofische, politieke en morele heroverweging van de wenselijkheid van grenzen, de natiestaat en haar instituties, is echter volop gaande. Hannah Arendt constateerde in 1951 al dat de stateloze vluchteling een dodelijke “vloek” was voor de natiestaat: “The clearer the proof of their inability to treat stateless people as legal persons and the greater the extension of arbitrary rule by police decree, the more difficult it is for states to resist the temptation to deprive all citizens of legal status and rule them with an omnipotent police”. (1) 

Giorgio Agamben, geïnspireerd door Arendt, spoort dan ook aan tot een herpositionering van de (eventueel stateloze) migrant tot de kern van het Europese institutionele bestel, in plaats van de staatsburger: “we could look to Europe [...] as an aterritorial or extraterritorial space in which all the residents of the European states (citizens and noncitizens) would be in a position of exodus or refuge, and the status of European would mean the citizen's being-in-exodus (obviously also immobile).” (2) Dit soort kritieken leidden tot de in 2015 opgestelde “International Human Mobility Charter of Palermo”, dat onomwonden gebiedt dat “mobility must be recognized as an inalienable human right”. (3) 

De moderne natiestaat, en haar historische geweld gericht op zwarte en bruine lichamen, is dus niet onbetwist. (4) Maar Halsema neemt hier geen kennis van. Het gebrek aan ambitie, visie en moraliteit van haar “vergezicht” is te wijten aan haar gebrek aan passie voor gerechtigheid, inclusiviteit, hoop en solidariteit. Daarom stelt ze voor om vluchtelingenenclave’s te bouwen, ver weg van het fragiele Europa. 

Dit “Zatopia” komt neer op een vrijbrief voor “business as usual”.  De militarisering van Europa’s grenzen mag gerust voortduren. Het beeld van vluchtelingen als een gevaar voor Europese utopie blijkt onverwoestbaar. Europa en haar multinationals, banken, politici, media en consumenten moeten gevrijwaard blijven van enige verantwoordelijkheid voor de oorlogen, hongersnoden, klimaatverandering, fragiele en corrupte overheden, en repressie van mensenrechten. In plaats daarvan moet de internationale gemeenschap (lees: het Westen) diezelfde fragiele staten gaan onteigenen van grondgebied: kolonialisme als waarborging van de Europese esprit en haar dystopische impact op de wereld.

Of, in de woorden van Achille Mbembe:

The emergence of new imperial practices … borrow as much from the slaving logic of capture and predation as from the colonial logic of occupation and extraction, as well as from the civil wars and raiding of earlier epochs …. Capture, predation, extraction and asymmetrical warfare converge with the rebalkanization of the world and intensifying practices of zoning …. Such collusion translates in concrete terms into the militarization of borders, the fragmentation and partitioning of territories, and the creation of more or less autonomous spaces within the borders of existing states. In some cases, such spaces are subtracted from all forms of national sovereignty, operating instead under the informal laws of a multitude of fragmented authorities and private armed forces. In other cases they remain under the control of foreign armies or of international organisations operating under the pretext of, or on behalf of, humanitarianism.
— Critique of Black Reason, Achille Mbebe

Halsema zegt uiteindelijk op zoek te zijn naar een gulden middenweg, hoe bebloed en exclusief deze ook moge zijn. Het behoud van Europese welvaart, de illusoire esprit van vrijheid, en interne vreedzaamheid is echter haar oogmerk. Ze lijkt te pleiten voor een “plicht om mensen in nood te helpen”, maar daar tegenover staat een hoger imperatief: “Wij kunnen niet worden verplicht om vluchtelingen in ons huis en onze gemeenschap op te nemen en wij mogen onszelf altijd beschermen tegen gevaar.” 

Halsema zal nooit schrijven dat wij in Europa mogelijk een verantwoordelijkheid hebben jegens de aarde die wij shoppend verstikken, jegens mensen wiens regeringen wij corrumperen en wiens steden we bombarderen, jegens gemeenschappen die we tot de hongersnood veroordelen, jegens gezinnen en jongeren die we in de woestijn en de zeeën laten doodgaan. Echte gerechtigheid is Halsema een brug te ver.

Voetnoten:

  1. The Decline of the Nation State and the End of the Rights of Man, from “The Origins of Totalitarianism”, Hannah Arendt.

  2. Giorgio Agamben. "We Refugees." Symposium. 1995, No. 49(2), Summer,Pages: 114-119, English, Translation by Michael Rocke.

  3. International Human Mobility Charter of Palermo 2015

  4. Zie ook: People-of-Color-Blindness - Notes on the Afterlife of Slavery, Jared Sexton, Social Text 103 .Vol. 28, No. 2 .Summer 2010